travee
- tra·vee
- Afkomstig van het Franse woord travée.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | travee | traveeën |
verkleinwoord | traveetje | traveetjes |
- een deel van een gebouw, dat wordt bepaald door twee opvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw
- een onderdeel van de verticale vlakverdeling van een gevel.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord travee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "travee" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be