Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trau·ma·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord traumabus traumabussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de traumabusm

  1. (medisch) bus waarmee een mobiel medisch team naar een ongeval gebracht kan worden als de traumahelikopter niet kan of mag vliegen
     Het UMCG verwacht dat de traumaheli in de nacht- en avonduren ongeveer tweehonderd keer per jaar zal worden ingezet. Dit aantal is gebaseerd op de ervaring met de nachtelijke inzet van de traumabus in het Noorden en van de traumaheli in Nijmegen. (ANP)[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Traumaheli UMCG vliegt dag en nacht” (11-04-2011), Tubantia