• trans·mu·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
transmuteren
transmuteerde
getransmuteerd
zwak -d volledig

transmuteren [2]

  1. ergatief (natuurkunde) van het ene chemische element in het andere overgaan tijdens een kernreactie
    • Bij alfa-emissie transmuteert de kern naar een element met een atoomnummer dat twee eenheden lager is. 
  2. overgankelijk (natuurkunde) van het ene chemische element in het andere doen overgaan door een kernreactie
    • Het neutronenbombardement transmuteert een deel van het goud in kwik via invang en radioactief verval.