Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • traint af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftrainen

traint af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • Jij traint af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • Hij traint af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aftrainen
    • Traint af! 


Gangbaarheid