Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • traint

Werkwoord

vervoeging van
trainen

traint

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trainen
    • Jij traint. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trainen
    • Hij traint. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trainen
    • Traint!