• trøb·le·te
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord trøble met het achtervoegsel -ete en met verval van één 'e'.

trøblete

  1. lastig
    «Serena Williams har hatt et svært trøblete år siden hun vant Wimbledon-tittelen for fjerde gang i 2010.»
    Serena Williams heeft een zeer lastig jaar gehad sinds ze heeft in 2010 de Wimbledon-titel voor de vierde keer gewonnen.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud trøblete mer trøblete mest trøblete
o enkelvoud trøblete
meervoud trøblete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
trøblete mer trøblete mest trøblete

trøblete, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van trøblet

trøblete, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van trøblet


  • trøb·le·te
  • Afgeleid van het Nynorske werkwoord trøble met het achtervoegsel -ete en met verval van één 'e'.

trøblete

  1. lastig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud trøblete meir trøblete mest trøblete
o enkelvoud trøblete
meervoud trøblete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
trøblete meir trøblete mest trøblete

trøblete, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van trøblet

trøblete, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van trøblet