• trøb·let
  • Afleiding van het Noorse woord  trøble ww  met het achtervoegsel -t
Naar frequentie 115671
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud trøblet
o enkelvoud trøblet
meervoud trøblete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
trøblete

trøblet

  1. lastig
    «Serena Williams har hatt et svært trøblet [1] år siden hun vant Wimbledon-tittelen for fjerde gang i 2010.»
    Serena Williams heeft een zeer lastig jaar gehad sinds ze heeft in 2010 de Wimbledon-titel voor de vierde keer gewonnen.

trøblet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van trøbbel
  1. Hier is ook 'trøblete' mogelijk.



trøblet

  1. verouderde spelling of vorm van trøblete tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van  trøblet bn