Touwtrekken in een vakantiepark
  • touw·trek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
touwtrekken
-
-
onvolledig

touwtrekken

  1. ruzie maken over een verdeling, strijden over een verdeling, onderhandelen over een verdeling
    • Over de kostenverdeling moesten de twee partijen nog dagenlang touwtrekken, maar uiteindelijk ging iedereen tevreden naar huis. 
    • Touwtrekkend over ieder deel van de inventaris ging het scheidende echtpaar uit elkaar. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be