• to·neel·re·pe·ti·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord toneelrepetitie toneelrepetities
verkleinwoord toneelrepetitietje toneelrepetitietjes

de toneelrepetitiev [1]

  1. de keer dat een toneelgezelschap een toneelstuk instudeert
     Franse anti-terreureenheid grijpt in bij toneelrepetitie in trein: Vier Belgische toneelspelers die het toneelstuk 'Jihad' nog even in de trein naar het Franse Troyes doornamen, zijn ingerekend nadat groot alarm was geslagen. Zeker dertig agenten gespecialiseerd in terreurbestrijding wachtten de acteurs op in het geheel ontruimde station van Troyes.[2]
     TOKIO - Een Japanse acteur is tijdens een toneelrepetitie dodelijk verwond met een nepsamoeraizwaard. Dat schrijft de krant The Japan Times.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Gyurka Jansen
    “Franse anti-terreureenheid grijpt in bij toneelrepetitie in trein” (01-12-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Japanse acteur doodgestoken met nepzwaard” (16 feb. 2016), De Telegraaf