Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·na·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toongehalte’ voor het eerst aangetroffen in 1890 [1]
  • afgeleid van tonaal met het achtervoegsel -iteit
  • afgeleid van het Franse tonalité (met het achtervoegsel -iteit) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord tonaliteit tonaliteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de tonaliteitv

  1. (muziek) het geheel van de melodische en harmonische betrekkingen tussen de tonen van een muziekstuk en een hoofdklank
  2. het geheel van de kleurverhoudingen en contrast in een schilderstuk of grafisch werk
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen