• tok·ke·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord tokkelaar tokkelaars
verkleinwoord tokkelaartje tokkelaartjes

de tokkelaarm

  1. (muziek) iemand die gitaar speelt
    • Een mooie ondertoon, dat wel, dank zij Massi's engelachtige stem en de bijna perfecte begeleiding van strijkers, tokkelaars en lichte percussie. In de titelsong en `Tell me Why' belandt ze in de buurt van kitsch maar dat is het risico van gevoelige liedjes. [2] 
    • Hij maakte rond zijn 13de zijn eerste plaat als imitator van de legendarische Django Reinhardt. Dat de Fransman Biréli Lagrène (1966) dat stadium intussen ver voorbij is blijkt uit de solo-plaat To Bi or not to Bi die miljoenen tokkelaars moet doen verbleken. Wat Lagrène hier op zijn zes-snarige Hahl-gitaar presteert, grenst namelijk aan het onmogelijke, zelfs voor doorknede professionals. [3] 
    • De speler kan zijn klank haast tot in het oneindige manipuleren, en blijft tegelijk als tokkelaar lichamelijk nauw verbonden met het geproduceerde geluid. Hijmans: „De elektrische gitaar is elektrisch en fysiek tegelijk. Met het intieme van de schootharp, maar dan elektrisch uitvergroot.” [4] 
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frans van Leeuwen 5 november 2005 Souad Massi
  3. NRC Frans van Leeuwen 6 januari 2007 Biréli Lagrène: Djangology / To Bi or not to Bi
  4. NRC Jochem Valkenburg 24 september 2007 Een eigen festival voor de elektrische gitaar
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be