2. toiletspray
  • toi·let·spray
enkelvoud meervoud
naamwoord toiletspray toiletsprays
verkleinwoord - -

de toiletspraym

  1. geurstof uit een spuitbus om een wc prettiger te laten ruiken
    • Haar man stommelt tussen de platen en terwijl hij zoekt, gaat zij nog even naar het toilet. Al de hele avond hangt er een doordringende geur van toiletspray in de wat popperige woning. [2]
  2. spuitbus met geurstof om een wc prettiger te laten ruiken
    • Dan deel ik toiletspray uit voor de ongelukkigen die een kaartje hebben gekocht voor City 3. [3]