Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·zicht·hou·dend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen toezichthoudend
verbogen toezichthoudende
partitief toezichthoudends

Bijvoeglijk naamwoord

toezichthoudend

  1. met de taak om te bewaken dat iets volgens de regels wordt gedaan

Gangbaarheid