• toe·trek·ken

toetrekken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toetrekken
trok toe
toegetrokken
klasse 3 volledig
  1. door trekken iets van plaats laten veranderen
  2. (figuurlijk) door lokken iets of iemand aantrekkelijk maken; door lokken iets verwerven
     "Klaver wil het linkse alternatief worden voor Rutte en Wilders", zegt Van der Wulp. "Als het hem meezit, dan krijgt hij de wind in de rug, en kan hij kiezers naar zich toetrekken ten koste van de SP en de PvdA."[2]
     De Turkse president Erdogan wil met een referendum meer macht naar zich toetrekken. Degenen die tegen hem campagne voeren, worden op allerlei manieren geïntimideerd.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Weekend bomvol politiek: partijen nemen steeds duidelijker stelling” (Zondag 15 januari 2017, 20:54), NOS
  3.   Weblink bron “'We mogen geen oppositie voeren tegen Erdogan'” (Donderdag 23 februari 2017, 18:53), NOS