• toe·te·rend
vervoeging van: toeteren
verbogen vorm: toeterende

toeterend

  1. onvoltooid deelwoord van toeteren
stellend
onverbogen toeterend
verbogen toeterende
partitief toeterends

toeterend

  1. lawaai makend door het gebruik van een claxon
    • Opeens wordt de bus afgesneden door vier toeterende brommers met wapperende Bolsonaro-vlaggen. ,,Fascisten!”, roept een man door het open raampje. [1] 
  2. lawaai makend met een blaasinstrument
    • Toen de stoet passeerde was het een kakafonie aan geluid, met joelende kinderen, scanderende actievoerders en een toeterende fanfare. [2] 


  1. Tubantia Joost de Jong 07-10-18 Brazilië, waarheen?
  2. Tubantia Cyril Rosman en Sander van Mersbergen 17-11-18 Sintintocht Zaanstad was ‘een kinderfeest, zoals het hoort’