• toe·komst·vi·si·oen
enkelvoud meervoud
naamwoord toekomstvisioen toekomstvisioenen
verkleinwoord

het toekomstvisioeno

  1. droombeeld hoe de toekomst eruit zou kunnen zien
     Niet alleen werden staande flessen doorgaans met zorgelozer hand leeggeschonken, de hangende deden hem ook te veel aan een infuus denken: het bittere toekomstvisioen van de kwartaaldrinker (al kon dat nu, onrustbarend genoeg, zijn roekeloze gedrag niet meer intomen).[1]
     Nog eens twintig jaar later moeten we volledig klimaatneutraal wonen en werken. Dat leidt tot het volgende toekomstvisioen:[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron
    Rob Koster
    “Klimaatbeleid Nederland: dat gaat geld kosten, veel geld” (11-10-2017), NOS