Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·komst·agen·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toekomstagenda toekomstagenda's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de toekomstagendav / m

  1. plannen voor de toekomst
     Als het aan de Fietsersbond ligt, heeft Nederland in 2025 675 kilometer aan snelfietsroutes. De organisatie hoopt dat daardoor meer mensen met de fiets naar hun werk gaan. Dat staat in de Toekomstagenda Snelfietsroutes, die de Fietsersbond dinsdag aanbiedt aan minister Schultz van Haegen.[1]
     Ondernemersverenigingen MKB-Nederland en VNO-NCW willen zich richten op 'brede welvaart' met veel aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en een eerlijke samenleving. Dat staat in de toekomstagenda voor 2030 waarmee de pas aangetreden VNO-NCW-voorzitter Ingrid Thijssen een nieuwe weg in wil slaan.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Fietsersbond wil 675 km snelroutes” (Vrijdag 20 september 2013), NOS
  2.   Weblink bron “Bedrijfsleven moet inclusiever, duurzamer en eerlijk, zeggen ondernemers zelf” (Woensdag 10 februari 2021), NOS