• tme·sis
enkelvoud meervoud
naamwoord tmesis -
verkleinwoord - -

de tmesisv

  1. (letterkunde) stijlfiguur waarbij een samengesteld woord in zijn onderdelen wordt gesplitst met tussenvoeging van een of meer andere woorden
    • "Wee- nu mensch en dieren klagen" ('t Vriest, II, 343)
      Het koppelteken wordt hier gebruikt na het eerste deel van een samenstelling, die echter gesplitst is (tmesis) en waarvan het tweede deel verder is geplaatst (hyperbaton). Daardoor krijgt het naast zijn koppelende functie al iets van de afbrekende functie. De splitsing zelf geeft een effect van spanning.
       [2]
6 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[3]