titeltoernooi
- ti·tel·toer·nooi
- samenstelling van titel zn en toernooi zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | titeltoernooi | titeltoernooien |
verkleinwoord |
het titeltoernooi o
- een toernooi waarvan de winnaar een bepaalde titel krijgt
- ▸ In het Sportjournaal om 18.45 uur op NPO 1, NOS.nl en in de NOS-app wordt vooruitgekeken naar de EK baanwielrennen, die woensdag in Apeldoorn beginnen. De Nederlandse sprinters hebben al een tijdje nieuw ontwikkelde fietsen ter beschikking, maar die zullen tijdens het titeltoernooi voor het eerst in competitie gebruikt gaan worden.[1]
- ▸ Zo ingetogen blij als Kamminga op zijn succes reageerde, zo stuiterend van de adrenaline stond Kira Toussaint voor de camera. Ook zij had haar eerste individuele hoofdprijs op een internationaal titeltoernooi te pakken, op de 100 meter rugslag in haar geval. "Het is gewoon gelukt!"[2]
- Het woord titeltoernooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron NOS Sport“De sport van maandag bij de NOS” (Maandag 14 oktober 2019, 06:18), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Sport“Kamminga geniet extra van Wilhelmus, Toussaint denkt aan 'boosdoenende brief'” (Donderdag 5 december 2019, 22:09), NOS