titelloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ti·tel·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | titelloos | titellozer | titelloost |
verbogen | titelloze | titellozere | titellooste |
partitief | titelloos | titellozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
titelloos
- zonder titel
- In het titelloze laatste hoofdstuk van het boek stond de clou van het verhaal.
- Het titelloze liedje werd een echte meezinger.
Gangbaarheid
- Het woord titelloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.