• tik·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord tikker tikkers
verkleinwoord tikkertje tikkertjes

de tikkerm

  1. de persoon die hem is bij het spel 'tikkertje'
    • Heel ver in Zuid-Amerika leefde eens een reus. Hij heette Maakietoescha. Maar Maakietoescha was niet zo blij als de andere gewone mensen, want die waren natuurlijk bang voor de reus Maakietoescha. Hij (Maakietoescha dus) wilde spelen met meisjes en jongens. Maar iedereen rende weg. Maakietoescha was het zat. Hij zei: "Ik wil spelen." Maar niemand geloofde hem. Iedereen dacht: hij is de tikker en als hij je pakt dan is het niet tikkie, jij bent het, maar hap, hap, hap. [3] 
  2. typist
    • De mogelijkheid om je tikfouten en spelfouten te verbeteren door middel van een computerprogramma is van groot voordeel voor een slordige tikker als ik, omdat ik immer letters omdraai, of dubbel of aan elkaar tik (het is ook aardig om te zien wat de 'spellingcontrole' allemaal wel en niet weet, want aan werkwoordsvormen en meervouden wil het wel eens schorten). [4] 
  3. apparaat dat telt
    • Christopher Lee leefde lang genoeg om Dracula te overleven. De tikker stopt op 281 rollen. Binnenkort zou hij in een 9/11-drama spelen met Uma Thurman, maar gisteren maakte Birgit Kroencke, een halve eeuw zijn echtgenote, bekend dat Lee zondag op 93-jarige leeftijd was overleden. [5] 
  4. soort telex die beurskoersen doorgeeft [6]
    • Hoewel de kersverse index al dagen achtereen record na record breekt, is Kuiper danig uit zijn humeur over de aanduiding AEX, die volgens hem slecht herkenbaar is voor de belegger in Nederlandse waarden. Hij wil dat alle betrokkenen de volledige naam Amsterdam EOE-index gebruiken en ergert zich aan het feit dat met name de effectenbeurs luchthartig de afkorting AEX gebruikt. “De toegevoegde waarde van de index valt te lezen uit de naam. Laten wij ophouden met het spreken in tikker-symbolen en het niet meer hebben over de AEX. De Amsterdam EOE-index zegt alles”, mopperde hij gisteren. [7] 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[8]
  1. tikker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC 16 januari 2004
  4. NRC van Lennep 5 maart 1994
  5. NRC Coen van Zwol 12 juni 2015
  6. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  7. NRC 6 januari 1994
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be