Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • thuis·werk·alarm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord thuiswerkalarm thuiswerkalarmen
verkleinwoord thuiswerkalarmpje thuiswerkalarmpjes

Zelfstandig naamwoord

het thuiswerkalarmo

  1. bij slecht weer kunnen Belgische werknemers na afspraak met hun werkgever van thuis uit telewerken
    • Het weerbericht bevestigde deze morgen het thuiswerkalarm. 
Hyponiemen