• the·sau·rie
enkelvoud meervoud
naamwoord thesaurie thesaurieën
verkleinwoord

de thesauriev

  1. plaats waar men het geld van de overheid of een organisatie beheert
     De Nederlandse overheid moet dit jaar 8,4 miljard euro meer lenen op de geldmarkt dan eerder gedacht. Dat meldde het Agentschap van de Generale Thesaurie vandaag.[3]
     ‘Hoe sneller de staat werkt, hoe beter dus voor de gemeentelijke thesaurie. Een vertraging leidt niet alleen tot mogelijke kasproblemen voor de lokale besturen, ze zorgt er ook voor dat middelen waarop een gemeente in een bepaald begrotingsjaar had gerekend, naar een volgend jaar verschuiven’, luidt het bij de VVSG.[4]
55 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[5]
  1. thesaurie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Nederlandse overheid moet 8,4 miljard meer lenen” (06-06-2012), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Jta
    “Traag werkende fiscus zorgt voor frustraties bij gemeenten” (24/09/2014), De Standaard
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be