[1] telefoonpaal
 
[2] telefoonpaal langs de autosnelweg
  • te·le·foon·paal
enkelvoud meervoud
naamwoord telefoonpaal telefoonpalen
verkleinwoord

de telefoonpaalm

  1. een hoge paal met (veel) telefoondraden
    • Naar verwachting nemen die verliescijfers nog behoorlijk toe, want stroomafwaarts is nog sprake van veel wateroverlast. De Chinese staatstelevisie heeft beelden getoond uit de provincies Hubei, Jiangxi en Anhui, waar op sommige plaatsen het water zo hoog stond dat alleen de toppen van telefoonpalen nog boven het water uitstaken. [2] 
  2. een lagere paal waar een telefoon in zit (zoals bij een taxistandplaats en een praatpaal langs de autosnelweg)
    • Een van de belangrijkste partijen in de taxioorlog in Amsterdam, TaxiDirekt, heeft gisteren op het laatste moment geweigerd een overeenkomst te tekenen. Zo had er een einde moeten komen aan de ruzie over de taxistandplaatsen en de telefoonpalen in de hoofdstad. De overeenkomst heeft volgens TaxiDirekt zo veel tekortkomingen en onduidelijkheden, dat akkoord gaan niet verantwoord zou zijn. "Deze overeenkomst is een vod", zegt directeur Peter Fonkert van TaxiDirekt. [3] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Floris-Jan van Luyn 14 juli 1995
  3. NRC 28 februari 2001
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be