Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gel·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tegelwerk tegelwerken
verkleinwoord tegelwerkje tegelwerkjes

Zelfstandig naamwoord

tegelwerk o [1]

  1. iets wat gemaakt is met tegels
     Na de opening van het zwembad zes jaar geleden, werd het alom geprezen. Het bad werd gekozen tot mooiste zwembad ter wereld en won in 2016 bij de Amsterdamse Architectuurprijs zowel de jury- als de publieksprijs. De jury noemde het tegelwerk destijds "verrassend".[2]
     Bij het leegruimen van een oude fabriek in Maastricht is een tegeltableau van kunstenaar Charles Eyck gevonden. Het tegelwerk van zo'n negen vierkante meter werd grotendeels teruggevonden door oud-burgemeester Gerd Leers. "Het was zo prachtig, ik dacht dat dit niet zomaar iets kon zijn."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Vloer van Amsterdams zwembad kan niet tegen vocht en moet vervangen worden” (Vrijdag 19 maart 2021, 16:41), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Prachtige tegels' in container bij oude fabriek Maastricht blijken groot kunstwerk” (Zondag 7 november 2021, 13:35), NOS