teen met teennagel
  • teen·na·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord teennagel teennagels
verkleinwoord teennageltje teennageltjes

de teennagelm

  1. nagel van een teen
    • Joyce keert terug als een sterke, zelfstandige vrouw, die zich niet meer verschuilt achter haar baan, haar spullen, haar vrouwelijkheid. Die in haar eentje - „ik ben écht graag alleen” - naar een liefdeshotel gaat, zich opmaakt, baddert, zich van haar netgelakte teennagels tot haar perfect gekapte haar insmeert met groene klei en verandert in een levend standbeeld. Met deze serie wint ze de International Photography Award 2016. [2] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Astrid van Rooij 19 maart 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be