Nederlands

 
tatami
Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·ta·mi
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Japans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tatami tatami's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tatamim

  1. Japanse mat, zoals deze sinds vele eeuwen gebruikt wordt in woningen
  2. (sport) de mat waarop een judowedstrijd wordt uitgevochten
     Bij de mannen tot 60 kilogram stond de Almelose SJO’er Daan Moes op de tatami. In de halve finale tegen Ryan Lo An Joe verloor hij na vier minuten in de golden score.[2]
     In de strijd om het brons verloor De Wit op ippon van de Georgiër Luka Masuradze. De judoka die uitkomt in de klasse tot 81 kilogram keerde in de Russische stad voor het eerst terug op de tatami sinds zijn knieblessure. De kwetsuur liep hij op tijdens de Masters in december.[3]
     Tegen Oostenrijk zorgden Michael Korrel en Sanne Verhagen voor de punten. Juul Franssen, Guusje Steenhuis, Jesper Smink en Roy Koffijberg stapten met een nederlaag van de tatami.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. tatami op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Zilver voor Enschedese judoka Snippe in Warschau” (04-03-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Geen medaille voor judoka De Wit op Grand Slam” (16-03-2019), Tubantia
  4.   Weblink bron “Judoploeg eindigt als vijfde op EK” (25-06-2019), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be