• tas·sen·dra·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord tassendrager tassendragers
verkleinwoord tassendragertje tassendragertje

de tassendragerm

  1. hulpstuk voor een bagagedrager waaraan men een tas kan hangen
     De politie zoekt getuigen van de mishandeling die zich maandag 13 september tussen 14.30 en 15.00 uur afspeelde. Een signalement van de jongen is bekendgemaakt. Hij droeg een lichtgrijze joggingbroek met een zwarte capuchontrui. Hij fietste op een zwarte Gazelle herenfiets met een tassendrager achterop de bagagedrager.[1]
  2. (pejoratief) onderdanig hulpje dat alleen maar goed is voor onbenullige taken
     Die van Ruttes eigen VVD-fractie bijvoorbeeld, die bestaat uit functionarissen en tassendragers, opgeleid door Rutte zelf, zonder al teveel zelfstandig denkvermogen en autonome persoonlijkheid. De laatste zelfdenker in de VVD-fractie was toch de inmiddels vertrokken Klaas Dijkhoff.[2]
     In het Tweede Kamerdebat over de Voorjaarsnota heeft PVV-leider Wilders in een discussie over de koopkracht VVD-fractievoorzitter Hermans "de tassendrager van de heer Rutte" genoemd. De opmerking leidde tot emotie bij Hermans en verontwaardiging bij andere fractievoorzitters.[3]


  1.   Weblink bron “Minderjarig meisje in Oldenzaal mishandeld tijdens wandeling met de hond” (20-09-2021), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Ton F. van Dijk
    1. Nokiagate: Alleen Gert-Jan Segers kan ons van Rutte verlossen” (18/05/2022), HP de Tijd
  3.   Weblink bron “VVD-fractievoorzitter Hermans geraakt door 'tassendrager' van Wilders” (15 juni 2022), NOS