• ta·kel·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord takelwerk takelwerken
verkleinwoord takelwerkje takelwerkjes

het takelwerko

  1. klus waarbij men iets moet takelen
     Tijdens een tweede duik hebben medewerkers van Rijkswaterstaat voorbereidingen getroffen voor het takelwerk. Er werden onder meer bouten weggebrand. Er is een bok klaargezet, die de brug moet afvoeren.[2]
     Het takelwerk ging nu iets minder voorspoedig dan vrijdag toen de meest zuidelijk gelegen kraan en de onderwagen op het ponton werden getild. De noordelijke kraan is bij de val verbogen en moest eerst doorgesneden worden.[3]
  2. werktuig waarmee men kan takelen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Van Starkenborghkanaal weer geopend voor scheepvaart” (27-09-2018), NOS
  3.   Weblink bron “Ook berging van de tweede kraan succesvol afgerond” (05-10-2015), Tubantia