Nederlands

 
huis met klokgevel heeft een takelbalk boven de zolderverdieping
Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·kel·balk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord takelbalk takelbalken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de takelbalkm

  1. een uit een gebouw stekende balk met een takel bij pakhuizen maar ook bij woonhuizen om verhuizingen te vergemakkelijken

Gangbaarheid