tailleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tail·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tailleren |
tailleerde |
getailleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
tailleren [1]
- in vorm brengen door het overbodige weg te snijden
- (kleding:) taille geven aan
- ▸ De zwarte mantel zat haar als gegoten en diende als luxueus omhulsel voor het getailleerde mantelpakje dat zij er ongetwijfeld onder droeg.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord tailleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tailleren" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be