taiga
- tai·ga
- Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘streek met naaldwouden’ voor het eerst aangetroffen in 1930 [1]
- uit het Russisch [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taiga | taiga's |
verkleinwoord |
- een bioom dat wordt gekenmerkt door uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden
- Als je twee paarden op je erf had en twee koeien, was je al koelak. Koelakken werden naar Siberië afgevoerd en daar in een kaal taigabos achtergelaten. [3]
- Het jongetje genaamd Tserin liep zondag achter een puppy aan, het bos in, bekend als de taiga. Die koude en vochtige naaldbossen liggen op de grens tussen toendra en steppen en zitten vol met beren, wolven, lynxen en vossen. Het kind had een reep chocolade bij zich, aldus de grootmoeder.[4]
- Het woord taiga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taiga" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "taiga" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ taiga op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Aleksievic, Svetlana AleksandrovnaHet einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat [2015] ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 79
- ↑ Tubantia 10-JANUARI-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be