tai-chi
- tai-chi
- (samenkoppeling) van tai en chi
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tai-chi | - |
verkleinwoord | - | - |
- een van oorsprong Chinese vechtkunst
vervoeging van |
---|
tai-chiën |
tai-chi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tai-chiën
- Ik tai-chi.
- gebiedende wijs van tai-chiën
- Tai-chi!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tai-chiën
- Tai-chi je?
- Het woord tai-chi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.