• ta·fel·sprin·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelspringer tafelspringers
verkleinwoord

de tafelspringerm

  1. druktemaker
  2. iemand die ineens op een tafel springt
     Weekoverzicht 21: dodelijke dromedarissen, een catastrofale mijnramp & de Tafelspringer: En dan een opstootje dat maandagavond plaatsvond. Een 23-jarige Amsterdammer stormde in de live-uitzending van RTL Late Night uit het publiek. En sprong bij Humberto op tafel. En brak een aantal glazen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Kevin van Vliet
    “Weekoverzicht 21: dodelijke dromedarissen, een catastrofale mijnramp & de Tafelspringer” (19/05/2014), HP de Tijd