• ta·che·les

tacheles

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) doelgericht, praktisch, gewoon, simpel
    • Na veel debat en gepraat, wat gaan we ergens tacheles aan doen. 
  • Alhoewel in het Nederlands-Jiddisch het woord tacheles een bekend begrip is, is het nimmer in de Nederlandse taal opgenomen, in tegenstelling tot bijv. het Duits.