tabaksteler
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tabaksteler (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ta·baks·te·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tabaksteler | tabakstelers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de tabaksteler m
- (beroep) landbouwer die tabaksplanten verbouwt
- ▸ De overheveling heeft ook gevolgen voor de 60 tabakstelers in Zuid-West-Vlaanderen. Die produceren jaarlijks samen 120 ton tabak. Tot de sluiting blijft Gryson tabak afnemen.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord tabaksteler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Pascal Dendooven“Roltabak Gryson gaat dicht” (07/10/2014), De Standaard