taakopvatting
- taak·op·vat·ting
- samenstelling van taak zn en opvatting zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taakopvatting | taakopvattingen |
verkleinwoord |
de taakopvatting v
- dat wat een persoon of organisatie zelf denkt dat hij of zij moet doen
- ▸ "Ik zit namens de kiezers in de Tweede Kamer om de regering te controleren en niet het staatshoofd. In die taakopvatting heeft een gesprek onder voorwaarden vooraf met de koning geen zin."[1]
- ▸ De woordvoerder van premier May roemde de strikte taakopvatting van minister Bates. "Het is typerend voor zijn manier van werken dat hij zijn verantwoordelijkheden ten opzichte van het parlement zo serieus neemt."[2]
1. dat wat een persoon of organisatie zelf denk dat hij of zij moet doen
- Het woord taakopvatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “"Gesprek met koning heeft geen zin"” (01-04-2014), NOS
- ↑ Weblink bron “Premier May weigert ontslag van minister die te laat kwam” (31-01-2018), NOS