• sy·ner·gie
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘samenwerking’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'ergon' (werk) met het voorvoegsel syn- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord synergie synergieën
verkleinwoord synergietje synergietjes

de synergiev

  1. situatie waarbij het samengaan van delen groter is dan de som der delen
  2. positieve samenwerking [3]
90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]