synchronistisch
- syn·chro·nis·tisch
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gelijktijdig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
- afgeleid van synchronist met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | synchronistisch | synchronistischer | |
verbogen | synchronistische | synchronistischere | |
partitief | synchronistisch | synchronistischers | - |
synchronistisch
- Het woord synchronistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.