suppositorium
- sup·po·si·to·ri·um
- afgeleid van het Latijnse supponere (onderplaatsen) met het achtervoegsel -orium [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suppositorium | suppositoria |
verkleinwoord | suppositoriumpje | suppositoriumpjes |
suppositorium
- (medisch) zetpil, pil die via de anus wordt ingebracht
1. zetpil, pil die via de anus wordt ingebracht
- Het woord suppositorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.