suppositoire
- Geluid: suppositoire (hulp, bestand)
- IPA: / ˌsypoziˈtwar / (4 lettergrepen)
- sup·po·si·toi·re
- van Frans suppositoire
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suppositoire | suppositoires |
verkleinwoord | - | - |
de suppositoire m
- (medisch) medicijn dat anaal wordt ingenomen
- Als clubarts bij Club Brugge, tussen 1972 en 1987, had ik een speler – zijn naam noem ik nooit – die het veld niet betrad zonder een suppositoire Indocid. Een zetpil, jawel. [1]
- Het woord suppositoire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "suppositoire" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Van Uytvanghe, K."Ontstekingsremmers als snoepjes" (21 november 2018) op website: standaard.be; geraadpleegd 2019-01-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /sy.po.zi.twaʁ/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
suppositoire | le suppositoire | suppositoires | les suppositoires |
suppositoire m