• su·per·duur
stellend
onverbogen superduur
verbogen superdure
partitief superduurs

superduur

  1. heel erg kostbaar
    • Merkartikelen zijn in, maar superduur. De markt in nagemaakte kleding, horloges en tassen floreert. [1] 
    • Door de vriendelijke, behulpzame Thai en de vele goede hotel- en openbaar vervoer voorzieningen (van superduur tot spotgoedkoop) is dit hét all exclusive land bij uitstek. [2] 
    • Van zoet en fruitig tot bitter en groen: je struikelt tegenwoordig over het aanbod 'koudgeperste' sappen. Superhip, maar ook superduur én - als we voedingsdeskundige Jaap Seidell mogen geloven - superonzinnig, want net zo gezond als gewoon geperst sap. Gewoon een sapje op de Cuyp halen dus. [3] 
88 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]