• su·i ci·de
enkelvoud meervoud
naamwoord suïcide suïcides
suïciden
verkleinwoord - -

de suïcidev

  1. opzettelijke beëindiging van het eigen leven
  1. zelfdoding
  2. zelfmoord*
  • Het vroeger meer gangbare "zelfmoord" heeft door het tweede deel een negatieve morele lading en wordt daarom vaak vervangen door "zelfdoding" of "suicide" als een moreel neutrale aanduiding van belang is.
   1. zie: zelfmoord   
98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]