• style
vervoeging van
stylen

style

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stylen
    • Ik style. 
  2. gebiedende wijs van stylen
    • Style! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stylen
    • Style je? 



style mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord styl


enkelvoud meervoud
style styles

style

  1. stijl
  2. manier, wijze
  3. (beschrijvende plantkunde) stijl; buisvormige, middelste gedeelte van de stamper


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  style     le style     styles     les styles  

style m

  1. (beschrijvende plantkunde) stijl; buisvormige, middelste gedeelte van de stamper