stutten
- stut·ten
- In de betekenis van ‘stuiten, steunen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1364 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stutten |
stutte |
gestut |
zwak -t | volledig |
stutten
- overgankelijk iets door het plaatsen van een steun voor omvallen behoeden
- Die oude muur valt niet meer te stutten en moet afgebroken worden.
1. iets door het plaatsen van een steun voor omvallen behoeden
de stutten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stut
- Het woord stutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stutten" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stutten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be