studieprobleem
- stu·die·pro·bleem
- samenstelling van studie en probleem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | studieprobleem | studieproblemen |
verkleinwoord | studieprobleempje | studieprobleempjes |
het studieprobleem o
- een moeilijheid met het leren
- Door de scheiding van zijn ouders ontstonden er bij de leerling ook studieproblemen.
- De depressieve leerling had ook een studieprobleem.
- Het woord studieprobleem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.