Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stro·dek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strodek strodekken
verkleinwoord strodekje strodekjes

Zelfstandig naamwoord

het strodeko

  1. bedekking gemaakt van stro
    • Anno 1682, hetgeen mijn nieuwsgierigheid gaande maakte en mij ertoe bracht aan de molenaar te vragen, of de molen sinds die tijd nooit was vernieuwd of gerepareerd? Het antwoord dat ik kreeg maakte dat ik mij over de degelijkheid van de bouw en de duurzaamheid van het strodek verbazen moest: want sedert de bouw had men aan de molen niets hoeven te repareren, behalve de onvermijdelijke herstelwerkzaamheden aan het mechanisme. [2] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen