stroboscoop
- Geluid: stroboscoop (hulp, bestand)
- stro·bo·scoop
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘toestel dat snel beelden toont’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Griekse 'strobos' (rondwerveling) met het achtervoegsel -scoop [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stroboscoop | stroboscopen |
verkleinwoord | stroboscoopje | stroboscoopjes |
- apparaat waarmee van een groot aantal beelden, die de fasen van een periodieke beweging uitmaken slechts één of enkele belicht worden, waardoor het waargenomen beeld schijnbaar stilstaat
- op mijn oude draaitafel was een stroboscoop aanwezig zodat ik nauwkeurig het toerental kon afstellen
- (elektrotechniek) bepaalde zeer irritante verlichting in een discotheek waardoor beweging schoksgewijze overkomt
1.
- Het woord stroboscoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stroboscoop" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stroboscoop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stroboscoop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be