strandhuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: strandhuis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- strand·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van strand en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strandhuis | strandhuizen |
verkleinwoord | strandhuisje | strandhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het strandhuis o
- (meestal houten) huis op het strand
- Voor de zomer hebben wij een strandhuisje gehuurd op Texel.
Gangbaarheid
- Het woord strandhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strandhuis" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be