Nederlands

 
stoomfluit
Uitspraak
Woordafbreking
  • stoom·fluit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoomfluit stoomfluiten
verkleinwoord stoomfluitje stoomfluitjes

Zelfstandig naamwoord

de stoomfluitv / m [1]

  1. signaalinstrument dat aangedreven wordt door verhitte waterdamp
     De historische stoomfluit op het terrein van de kartonfabriek Smurfit Kappa in Coevorden is vanaf morgen weer te horen. De fluit, die zes keer per dag afging en voor veel inwoners het dagritme aangaf, werd 9 maanden geleden stilgelegd na één klacht over geluidsoverlast.[2]
     Onderweg klinkt regelmatig de stoomfluit en de in stijl geklede conducteur komt onderweg de ouderwetse kaartjes knippen. Ook stopt de trein meerdere malen bij een overweg, zodat de chef van de trein het wegverkeer met een rode vlag kan waarschuwen. De trein maakt een tussenstop in het VSM-Stoomdepot in Beekbergen. De stationsrestauratie in Beekbergen is open met een vernieuwd terras.[3]
     De goedheiligman moet - als alles meezit - aanstaande zaterdag aankomen bij het Grote Pietenhuis in Baarn. Maar het zit niet mee. Integendeel. Het stuurwiel brak af, de stoomfluit haperde en op de feestlocatie in Baarn werden de voorbereidingen verstoord door twee werknemers van bouwbedrijf Broddelwerk die de straat kwamen openbreken.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Historische stoomfluit mag weer fluiten” (26-06-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Hemmy van Reenen
    “Gratis met de stoomtrein mee in Apeldoorn voor prinsen en prinsessen” (01-06-2019), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Hanneke van Houwelingen
    “Sint heeft pech: stuurwiel van stoomboot breekt af” (8 nov. 2021), Tubantia